Dit keer is het onderwerp: vriendschap. Heb jij alleen vrienden die ook hooggevoelig zijn, of juist een mix. Wat is belangrijk voor jou in een goede vriendschap?
In een kleine, veilige club gaan we met elkaar in gesprek.
Geef je op, ik kijk er naar uit om met je in gesprek te gaan!
Zet in je agenda: woensdag 21 april 20.00u, online.
‘Wie kan mij even helpen?’ vraag ik wat onbeholpen. Ik sta op een trap, niet mijn favoriete bezigheid aangezien ik ben uitgerust met een flinke dosis hoogtevrees, en ben mijn keukenkastjes aan het leeghalen. Zoon 1 en 2 zitten hangen samen op de bank met een ondefinieerbare bezigheid en zijn naar mijn idee best is staat om even te helpen. Dit laatste leidde ik mede af aan het feit dat ze een kwartier geleden nog herhaaldelijk hebben verkondigd….ik weet niet wat ik moet doeoeoennnnn. Waar een paar jaar geleden binnen luttele seconden ze allebei trots naast me stonden omdat ze mama mochten helpen, ontstaat nu een discussie op de bank waar ik met enige verbazing naar luister.
‘Ik heb niet zo’n zin’ begint 2 tegen 1. Nummer 1, is ook van mening, dat hij nu niet wil helpen. ‘GEEN ZIN’, denk ik. Hoppa mijn frustratie stijgt meteen boven de ladder uit. Weet je waar ik allemaal geen zin in heb? Ik heb de neiging om alles te gaan noemen in omgekeerd chronologische volgorde tot de allereerste wee. Nee, eigenlijk tot het moment waarop de verloskundige zei: ‘We gaan het proberen met een uitwendige echo, maar het is nog zo klein, misschien wordt het inwendig.’ Daar had ik ook geen zin in!! Begin ik met de terugkerende taken, was en poetsen, of juist met de gore om indruk te maken: poep uit bad hengelen enzo. GEEN ZIN. Mijn overweging zorgt dat ik zwijg en dat is misschien het meest verstandig. Redelijkheid en boosheid is een slecht duo.
De discussie gaat verder. Terwijl ze heel goed weten waarom ze niet willen helpen, kunnen ze blijkbaar ook goed bedenken waarom die ander wel moet helpen. ‘Jij moet helpen, want ik heb gister al de tafel opgezet.’ (?) ‘Ja, maar jij bent ouder en groter?’ (?) ‘ik denk dat jij het beter kan’ (?) en andere logica komt voorbij. Ik luister naar een onderhandeling, waarbij in vergelijking het formeren van het kabinet een peulenschil is. Ik sta nog steeds op de trap en zet de dingen zelf op de aanrecht met een houding waar een geoefende trapeze-medewerker geen probleem mee heeft, maar ik spieren aanspan die duidelijk normaal buiten dienst staan.
De pré-puber staat tot mijn verbazing als eerste in de keuken. Terwijl ik hem de taak uitleg en hem wat vrijheid geef om zelf de nieuwe kasten in te richten (jawel die managementopleiding helpt ook op microniveau), merk ik dat hij het prima vind. Zoon nummer 2 voelt zich denk ik toch schuldig en staat binnen een paar minuten toch ook te helpen. De boosheid is gezakt als ik van de ladder kom en voel me best wel trots op mijn mannen. En op mezelf, want zwijgen is soms toch echt goud. En als ik naar mijn lege kastjes kijk, denk ik: Ik zie er de zin wel in.