Mijn hoofd heeft zich aangepast aan het weer deze ochtend. Ik voel me als mist, ik zie het wel maar het gaat wat trager. Aangezien mijn wekker zich niet aanpast aan mijn vertraagde ritme kom ik na een zoektocht in mijn huis naar gymbroeken, in een soort geocaching langs alle logische plekken in huis, net iets te laat beneden voor mijn ontbijt. Terwijl het er ’s ochtends nogal zwijgzaam aan toe gaat bij ons in huis en iedereen zijn rol heeft in een soort ochtend ontbijt-dans, liep het door mijn late aankomst natuurlijk net wat anders. Zoon 1 was al zijn tanden aan het poetsen en in een heftige vragenvuur gewikkeld met zijn vader over belangrijke wetenschappers in de geschiedenis. Aan de ontbijttafel zag ik zoon 2 die net de oorlog had verklaard aan de chocoladepasta-pot en zijn mes gebruikte als wapen. Het was amper acht uur en ik zat in een meerstemmige live-uitvoering van Bohemian rhapsody. Aan de ene kant ‘Galileo, Galileo’ en aan de andere kant ‘Mama, Mama’. Deze ochtend eindigt niet op 1 van de Top 2000.
Met twee kinderen in een ontdekkende leeftijd heb ik het idee dat ik soms beter kan aangesproken worden met SIRI in plaats van mama. Ik begrijp dat ze er heel veel van leren, maar soms wordt ik er ook enorm onrustig van een spervuur aan vragen en wordt onzeker omdat ik ook niet alles weet of hoe ik het handig kan vertellen voor kinderbreintjes. Ook de timing laat hier nogal de wensen over…Seks kan makkelijk besproken worden in de winkel (met op de achtergrond rollatorbesturende oma’s die mij met nieuwsgierige ogen aankijken hoe ik dit nu ga oplossen, waarschijnlijk het enige vermaak van hun dag) en grote levensvragen kunnen ook nog net voor het slapen gaan worden geuit. En als ik me, in een onzeker moment, vergrijp naar zelfhulp-opvoedboeken, lees ik van die adviezen: van gewoon van op het niveau je kind, met van die mooie Sanderijn van der Doef-achtige bedekte termen. Maar die komen bij mij gewoon niet altijd spontaan binnen vallen..
Maar soms lukt het onbewust wel: Bij de volgende maaltijd met mijn kinderen die dag, de avondmaaltijd, wordt het lied in c-mineur gezongen. Mijn oudste zoon maakt zich ernstige zorgen over het Corona-virus en voelt zich beperkt in zijn mogelijkheden. Na wat inleiding vraagt hij wanhopig: ‘Gaat het dan nooit voorbij?’ Ik vroeg me af wat Google hierop zou antwoorden. Iets over vaccins en kansberekening. Ik zocht die avond het antwoord bij Boudewijn en ik begon, misschien wel uit onmacht, te zingen: ‘Alles gaat voorbij, en ik geloof’, mijn oudste zoon deed mee (en liet mij verbazen dat hij de tekst kende) en we zongen samen… ’ik geloof, ik geloof’ ook mijn jongste deed nu mee ‘…ik geloof, ik geloof in jou en mij’. Ik merkte dat dit het enige juiste antwoord was, de verbinding die we voelde krikte de sfeer meteen op. Het eeuwenoude spel tussen wetenschap en geloof werd die dag aan mijn keukentafel gespeeld. Mijn lied was dan misschien niet het antwoord wat hij zocht, maar wel wat hij nodig had. En daar kan geen zoekmachine tegen op.